Het Japanse bbp daalde in januari-maart met 0,7% op jaarbasis

Voorlopige statistieken over het bruto binnenlands product (BBP) van Japan van januari tot en met maart, die op 16 mei door het Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn vrijgegeven, laten zien dat de werkelijke, seizoensgecorrigeerde waarde, na uitsluiting van de impact van prijsveranderingen, met 0,2% daalde ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Dit komt neer op een geannualiseerde daling van 0,7%. Dit is de eerste keer sinds januari-maart 2024 dat er sprake is van negatieve groei. Doordat het Amerikaanse tariefbeleid de onzekerheid over de buitenlandse vraag heeft vergroot en de prijzen zijn gestegen, is er ook geen sprake van een sterke dynamiek in de persoonlijke consumptie.

De persoonlijke consumptie, goed voor meer dan de helft van het BBP, groeide in de periode januari-maart met slechts 0,04% ten opzichte van het voorgaande kwartaal en bleef daarmee vrijwel gelijk. Onder hen vertoonde de consumptie van voedingsmiddelen zoals vlees en vis een negatieve groei. En ook de markt voor instantrijst in dozen, die tot de zomer van 2024 goed presteerde vanwege de grote vraag naar voorraad, liet nu een negatieve groei zien. De consumptie uit de horeca bleef groeien dankzij het mooie weer.

De export daalde met 0,6% en was daarmee voor het eerst in vier kwartalen negatief. Dit wordt vooral beïnvloed door de verlaging van royalty’s op intellectueel eigendom en het basiseffect na het einde van grote R&D-dienstverleningsorders in de periode oktober-december 2024. Van de exportproducten viel de export van auto’s op. Waarschijnlijk wordt dit gedreven door paniekaankopen in aanloop naar de invoering van Amerikaanse importheffingen.

De import groeide daarentegen met 2,9%, een aanzienlijke stijging die een negatief effect had op de BBP-groei. De groei werd vooral veroorzaakt door de toename van de advertentie-uitgaven voor onder andere internetdiensten. Daarnaast lieten ook de importen van vliegtuigen en halfgeleidergerelateerde producten een positieve groei zien.

De investeringen in apparatuur, na de particuliere consumptie de tweede grootste pijler van de particuliere vraag, stegen met 1,4% ten opzichte van het voorgaande kwartaal. De investeringen in R&D en software zijn hierbij het belangrijkst. Ook investeringen in digitale transformatie (DX) worden naar verwachting meegenomen. De overheidsinvesteringen daalden met 0,4%, terwijl de overheidsconsumptie gelijk bleef (0,0% groei).

De bijdrage aan de jaarlijkse groei werd door de binnenlandse vraag met 0,7 procentpunt vastgesteld, terwijl de buitenlandse vraag met 0,8 procentpunt werd belast. De binnenlandse vraag leverde voor het eerst in twee kwartalen een positieve bijdrage, terwijl de buitenlandse vraag voor het eerst in twee kwartalen een negatieve bijdrage leverde.